De Minister heeft al een tip van de sluier opgelicht over het schadevergoedingsrecht bij ruimtelijke maatregelen onder de Omgevingswet.
Zo bestaat het voornemen om planschade te vergoeden als duidelijk is welke schade daadwerkelijk zal worden geleden. Alleen de mogelijkheden van het plan die daadwerkelijk worden uitgevoerd, komen voor schadevergoeding in aanmerking.
Directe schade (bijv. het wegbestemmen van een bouwmogelijkheid) kan straks worden vergoed zodra een Omgevingsplan, dat schade veroorzaakt, onherroepelijk is geworden).
De indirecte schade echter (dit is de schade die wordt ondervonden van een ontwikkeling in de buurt van je eigendom, waarbij bijvoorbeeld een appartementengebouw je uitzicht ontneemt) kan straks alleen nog worden gevraagd als de bouw wordt uitgevoerd en niet meer zoals nu als het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Dit geeft gemeenten de ruimte om flexibele en globale plannen te maken.
Ook zullen aanvullende regels worden gesteld om onbenutte functies weg te bestemmen zonder dat er schadevergoeding kan worden geclaimd.
De grondeigenaar krijgt daarbij wel een redelijke termijn om alsnog van de mogelijkheden uit het plan gebruik te maken vóórdat functies worden wegbestemd.
Hierbij zal worden aangesloten bij het Besluit Crisis- en Herstelwet waarbij gemeenten al de mogelijkheid hebben om onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden na 3 jaar weg te bestemmen.
Ten aanzien van het 2%-forfait voor planschade (het Normaal Maatschappelijk Risico zoals dit nu in art. 6.2 Wro is geregeld) bestaat het voornemen om dit in lijn met de jurisprudentie op te trekken naar 5%.
Dit onderstreept dat alleen bovenmatige schade voor vergoeding in aanmerking komt. Ook hiermee worden gemeenten aangemoedigd om meer globale Omgevingsplannen vast te stellen waardoor er meer ruimte ontstaat voor initiatieven van ontwikkelaars, burgers en overheid.
(bron: Kamerstuk 33962 nr. 185 vergaderjaar 2015-2016)
Geef een reactie