Het wraken van de planschadecommissie is een stap in de adviesprocedure.
Een aanvrager kan de commissie naar huis sturen en een andere commissie eisen, maar wanneer ?……schijn van partijdigheid : de Afdeling maakt er korte metten mee.
Gesteld werd dat het college geen onafhankelijke adviseur had ingeschakeld.
Uit een e-mail van een juridisch adviseur van de gemeente aan de deskundige werd gesteld dat ze elkaar kennen en had de adviseur telefonisch laten weten dat hij alleen naar de opdrachtgever luistert en daarnaar handelt.
Naar aanleiding van haar verzoek aan de gemeente om de correspondentie met de adviseur openbaar te maken, heeft de gemeente laten weten dat er op voormelde e-mail na geen correspondentie is. Deze gang van zaken wekte de schijn van partijdigheid van de deskundige, aldus appellante.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, overweging 8.2) ligt het op de weg van het bestuursorgaan om, indien hij zich ter onderbouwing van een besluit op een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade beroept op een advies van een onafhankelijke deskundige, zich te vergewissen van de onpartijdigheid van de geraadpleegde deskundige. Een aanvrager mag er in beginsel op vertrouwen dat een bestuursorgaan hieraan voldoet. Hierbij is van belang dat een bestuursorgaan beter in staat is dan een aanvrager om na te gaan of de (beoogde) adviseur en/of zijn kantoorgenoten het bestuursorgaan, de rechtspersoon waarvan het bestuursorgaan deel uit maakt en/of een ander bestuursorgaan dat deel uitmaakt van dezelfde rechtspersoon in het nabije verleden hebben geadviseerd en/of bijgestaan in juridische procedures.
Wanneer de schijn is gewekt dat de door het bestuursorgaan benoemde planschadeadviseur niet onpartijdig is, mag het bestuursorgaan het advies van deze adviseur niet aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen.
De schijn van partijdigheid kan worden gewekt door een deskundige die in het ene geval door een bestuursorgaan wordt ingeschakeld om een onafhankelijk advies uit te brengen, terwijl deze deskundige of anderen die van hetzelfde samenwerkingsverband deel uitmaken, gelijktijdig of betrekkelijk kort voorafgaande aan de verlening van de opdracht tot advisering als deskundige, in een of meer andere gevallen hetzelfde bestuursorgaan, de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort of andere organen die deel uitmaken van dezelfde rechtspersoon, als advocaat of gemachtigde heeft, respectievelijk hebben bijgestaan of geadviseerd (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4570).
Op de behandeling van het verzoek was de “Verordening aanwijzing en werkwijze planschadeadviseur” van toepassing.
Ingevolge artikel 1, onder c, van de verordening is een adviseur een persoon of adviescommissie, die geen deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het college, en die belast is met de advisering over het op de aanvraag te nemen besluit. In artikel 3, achtste lid, van de verordening is in aanvulling hierop bepaald dat een adviseur niet betrokken mag zijn bij de voorbereiding van of de advisering over de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.
Gesteld noch gebleken is dat de adviseur deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de raad of het college of dat zij betrokken is geweest bij de voorbereiding van of de advisering over de planologische maatregel waarop het verzoek van appellante betrekking heeft. Dit heeft het college bij brief ook uitdrukkelijk aan appellante bevestigd naar aanleiding van de door haar geuite bezwaren tegen het inschakelen van de deskundige.
Evenmin is gesteld dan wel gebleken dat de deskundige gelijktijdig dan wel nagenoeg gelijktijdig door het college, de raad of de gemeente is ingeschakeld om zijn belangen te behartigen dan wel als zijn gemachtigde op te treden in een gerechtelijke procedure. Gelet hierop is in zoverre van een schijn van partijdigheid geen sprake.
Dat, naar appellante stelt, deze schijn is gewekt doordat uit een e-mail van een juridisch adviseur van de gemeente zou blijken dat zij de adviseur kent, kan niet worden gevolgd. In de desbetreffende e-mail van de juridisch adviseur nadat het conceptadvies door de adviseur was opgesteld, is de deskundig adviseur met zijn voornaam aangesproken.
Dit enkele gegeven is onvoldoende voor de conclusie dat reeds daarom de schijn zou zijn gewekt dat de adviseur partijdig zou zijn.
Dat de adviseur in een telefoongesprek met appellante zou hebben gezegd in opdracht van het college te handelen, kan evenmin tot de conclusie leiden dat daarmee de schijn van partijdigheid is gewekt.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 oktober 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY9901) betekent de enkele omstandigheid dat een deskundige op verzoek van een bestuursorgaan een advies heeft opgesteld niet zonder meer dat haar advisering niet als onafhankelijk en onpartijdig kan worden aangemerkt.
(AbRS 25-10-2017 nr. 201602699/1/A2)
Geef een reactie